Data + model + how to use = impact

Eerste verhaal waar ik heen ging was van Google en McKinsey, en was best prima. Er is ook al over geschreven door Erwin Blom en Michiel Buitelaar maar ik zal mijn perspectief geven.

Het beeld wat ik er uit haalde was: Je hebt goede data nodig, een goed taalmodel en je mensen moeten snappen wat ze daar aan hebben. Daarmee kan je krachtige impact maken.

Data: Bij Google hebben ze een geweldige codebase: De code waarop bijvoorbeeld Chrome en Search draait. 500,000 manjaar aan werk, met niet alleen goede code maar ook alle wijzigingen worden bijgehouden, alle vragen die ontwikkelaars in fora stellen en de antwoorden. Dus niet alleen het eindproduct maar ook het proces.

Taalmodel: Vanuit Google gezien is hun LLM genaamd Gemini natuurlijk de beste, met een 'context window' van 1 miljoen tokens, veel groter dan de concurrentie. En wat heb je daar aan? Het kan werken met veel meer input data. Documenten, broncode van software, beeld, geluid, etc.

Werkwijze: Iedereen heeft meteen wel iets aan een chat-achtig taalmodel, maar zodra je bijvoorbeeld ontwikkelaars een cursusje geeft om te laten zien hoe ze het meest hebben aan een 'coding co-pilot', stijgt de impact. Niet 20% effectiever, maar 50-70% effectiever werken. 

Impact: McKinsey vertelde over een aantal chatbot voorbeelden, o.a. van onze ING. Daar werd een ouderwetse chatbot vervangen door een met generative AI, waardoor er ineens 70% van de inkomende vragen kon beantwoord worden door de chatbot, ipv 40% bij de oude versie. Kassa, maar ook hogere klanttevredenheid. En Google liet zien hoe hun Gemini de ontwikkelaars helpt bij het vinden van bugs, het code reviewen, en verbeteringen voorstellen om code te verbeteren. Er werd zelfs een filmpje getoond waarbij iemand met z'n telefoon gefilmd had hoe een bepaalde bug gebeurde, en dat filmpje was al genoeg voor de AI om de bug te vinden en een oplossing voor te stellen.

Nu is het met Google wel soms de vraag of het een eerlijk voorbeeld was, en wat er omheen gebeurde, maar toch. Een van de verbazende aspecten van generatieve AI is toch dat het je blijft verbazen. 


Ook al wordt AI steeds beter, zonder kwalitatief goede data wordt het ook bij Google niks

Door Erwin Blom

Een jaar geleden tijdens SXSW, stond generatieve AI nog in de kinderschoenen voor ons gewone gebruikers. Inmiddels zetten we de technologie dagelijks in voor hobby en werk. En integreren bedrijven AI ook steeds meer. 

Bij Google was dat proces natuurlijk al lang aan de gang, maar Paige Dailey van het bedrijf vertelde helder op welke manier AI nu belangrijk is bij het wereldbedrijf. Ze zette op rij:

1. Personalised output based on user history. Bijvoorbeeld: het zoekgedrag van een gebruiker is automatisch een deel van een profiel van een gebruiker. Dankzij AI-analyse kan dat een rol spelen bij het geven van zoekresultaten op maat.

2. Interpreting images and video. Met AI kan nu op indrukwekkende wijze 'begrepen' worden wat er op foto's en video's gebeurt. Goed voor van alles van onderzoek tot analyses van technische problemen.

3. Following detailed instructions. De instructies aan een AI-model kunnen nu veel gedetailleerder zijn dan een jaar geleden. En ook: Gemini van Google kan nu veel meer informatie aan dan tot voor kort. Het equivalent van 10 uur video, de teksten van alle Amerikaanse wetten, twintigduizend artikelen, etcetera.

4. Changing how we build new software. In hoe Google AI inzet bij de bouw van software komt veel van het bovenstaande samen. 15% van de code van Google komt nu al door machine learning tot stand. Ook hier geldt: "The model is only as good as the data you feed it with." Maar omdat Google al dertig jaar lang alle code en aanpassingen heeft bewaard en dus aan een AI-model kan voeden, zorgt het voor goede randvoorwaarden voor de inzet van AI. Dailey liet zien dat iemand niet goed werkende software met de mobiel had gefilmd, dat Gemini die beelden goed interpreteerde en na analyse terugkwam met zowel fout als oplossing in de code.

En wat geldt voor Google geldt voor ieder bedrijf of organisatie. Iedereen kan profiteren van meer gepersonaliseerde diensten, grotere modellen, betere beeld en video-analyse, etcetera. Loop je werkzaamheden maar eens na! 



Learning to Love Midlife: stel de bel voor de laatste ronde nog maar even uit!

Door Gerard Dielessen

Zeg je MIDLIFE, dan zeg je in adem eigenlijk ook CRISIS. Midlife crisis. Omdat ik kennelijk nog tot de doelgroep behoor ben ik mijn zoveelste SXSW-conferentie in Austin begonnen met de sessie Learning to Love Midlife. Niet alleen omdat de titel van deze bijeenkomst mijn interesse wekte, maar vooral ook omdat ik als ruim 69-jarige nog enigszins in de door Chip Conley gedefinieerde groep van ‘midlifers’ val. 

Chip Conley noemt zichzelf midlife-activist. Hij is overtuigd van het feit dat het leven na je vijftigste er alleen maar beter op kan worden en wil de wereld dat graag laten weten. Beter? Dat zou je niet denken. Het woord Midlifecrisis is toch een veelvoorkomend begrip geworden in de laatste decennia. Daar wil de Amerikaan Chip Conley wil daar verandering in aanbrengen. Daarom schreef hij het boek Learning to Love Midlife, 12 reasons why life gets better with age. Heel interessant. 

De afgelopen eeuw hebben we er zo’n dertig jaar bijgekregen. Aan het begin van de vorige eeuw was de levensverwachting in de Verenigde Staten gemiddeld 47 jaar, honderd jaar later door allerlei technologische ontwikkelingen, toenemende welvaart, betere medische voorzieningen zomaar 77 jaar. Een extra levensfase, zeg maar. Volgens hem hebben we daar veel te weinig aandacht besteed aan die al die extra jaren en de gevolgen daarvan. Kinderen worden met liefde opgevoed. Ouderen, gepensioneerden kunnen eveneens rekenen op aandacht en liefde van hun omgeving.  Maar hoe zit dat met die ‘tussengroep’ in de leeftijd van 45 tot pakweg 75 jaar? Daar is veel minder compassie mee, vindt de midlife activist. De moeilijkste fase, zo vertelde hij uit persoonlijke ervaring, voltrekt zich de fase van 45 tot en met 50 jaar. “Ik verloor in die periode vijf vrienden vanwege zelfmoord.” Vaak word je dan voor het eerst geconfronteerd met sterfelijkheid. Mensen om je heen beginnen weg te vallen; je krijgt te maken met de eerste fysieke problemen c.q. ander ongemak; je hebt veel verplichtingen in je werk en privé; je vraagt je af of je in de voorgaande jaren wel de juiste keuzes hebt gemaakt en veel meer dan dat.

Tot dan toe ben je eigenlijk alleen maar bezig geweest om je leven, zoals hij zegt, te ‘editen.’ En voordat je het weet ben je de vijftig bent gepasseerd en heb je het idee dat je oud bent. Moet leven met de gedachte dat je ruim over de helft bent. Dat geeft bij veel mensen stress. In de VS heeft dat er zelfs toe geleid dat de gemiddelde levensverwachting is gestagneerd.

Volgens Conley volstrekt onnodig. Veel dingen worden erger met het klimmen der jaren. Maar heel veel dingen worden ook juist leuker als je ouder wordt.

Want volgens de auteur van Learning to Love Midlife begint het leven dan pas echt en is er juist geen enkele reden om daar sikkeneurig van te worden. Er liggen juist prachtige jaren voor je in het vooruitschiet. Zelfs als je in de zestig of in de zeventig bent is er geen enkele reden om chagrijnig te worden. 

Het zijn de jaren dat je je kennis kan teruggeven aan de samenleving, aan andere mensen. Als je in staat bent om meer betekenis aan je leven te geven, leeft je gemiddeld zeven tot acht jaar langer, volgens Conley. Juist in deze levensfase moet je je negatieve mindset omdraaien in een positieve, zo stekt hij. “We onderschatten de tijd die we nog hebben te leven”, zegt Conley. Tijdens de presentatie riep hij zijn gehoor op om eens na te denken over de vraag wat ze tien jaar geleden hadden willen doen, maar niet hebben gedaan vanwege hun leeftijd. Leuk experiment. 

Wat zijn dan volgens Chip Conley de 12 redenen waarom het leven beter met de jaren wordt? 

Hier komen ze. Ingedeeld in vijf hoofdstukken en in het Engels:

The Physical Life

  1. I Have More Life Left Than I Thought.

  2. I’m Relieved My Body No Longer Defines Me.


The Emotional Life

  1. I’m Making Friends with My Emotions.

  2. I Invest in My Social Wellness.

  3. I Have No More ‘Fucks’ Left to Give.


The Mental Life

  1. I’m Marvelling at My Wisdom.

  2. I Understand How My Story Serves Me.

  3. I’ve Learned How to Edit My Life.


The Vocational Life

  1. I’m Joyously Stepping off the Treadmill.

  2. I’m Starting to Experience Time Affluence.


The Spiritual Life

  1. I’ve Discovered my Soul.

  2. I Feel as If I’m Growing Whole.


Allemaal mooie redenen om Midlife te omarmen en om daarmee gezonder en gelukkiger te worden. Wat Conley betreft moeten we woorden als ‘oud’, ‘ouder’ en leeftijd maar niet meer gebruiken. Betrekkelijke begrippen allemaal die veel te veel stigmatiseren en geen recht doen aan wat deze levensfase daadwerkelijk heeft te bieden. Hij spreekt liever over ‘agefluent’, waarmee de leeftijdsgrenzen als het ware vervagen. 


Zelf heb ik overigens de illusie dat ik deze levensfase tamelijk eenvoudig zonder crisis ben doorgekomen. Desondanks liep ik vrolijk uit deze sessie op weg naar de SXSW-bookstore. Want ik wil zijn boek wel lezen. Al was het maar om de bel voor de laatste ronde toch nog maar even voor mij uit te schuiven.


Een paddestoel is een telefoon naar niet-menselijke intelligentie

Door Michiel Buitelaar

Dit stukje gaat over de sessie 'Facing death: psychedelics for end of life care', waarin twee enthousiast kruidenvrouwtjes kakelden – uit Vermont, niet toevallig, met een slapende hond op het podium. Het ging bijna helemaal over paddestoelen, en een klein beetje over de dood. 

Psychedelica op basis van paddestoelen vormen een millennia oude transcendente traditie; die paddestoelen maken contact mogelijk met niet-menselijke intelligentie. Ze kunnen een mystieke ervaring triggeren, zonder welke je leven eigenlijk niet zinnig is. Timothy Leary – die van “turn on, tune in, drop out” – werd geciteerd. Het was een soort comeback van Klazien uit Zalk (wie kent die nog?) en haar zus. Ze klaagden, wel overtuigend, over door de farmaceutische industrie, gesteund door de FDA, gedomineerde gebruiken rondom sterven: “dying in an intensive care unit is terrible”. 

Paddestoelen mythische krachten toeschrijven, “which nobody has been able to prove but they are overwhelmingly clear and defy modern science”, was een rode draad van het aandoenlijk magisch denken. Er zweefde middeleeuwse quatsch door de zaal, niet gehinderd door analytisch denken: hoopvol mushroom worshipping, op zich wel vermakelijk. Die typische nostalgie naar zogenaamd verdwenen kennis van heel vroeger – een populair en eeuwenoud thema, Plato had het er al over – doet het goed. Ik geloof er geen snars van. Er werd ook verwezen naar de Boeddhistische visie op sterven: typisch New Age denken, maar een verdraaide, onjuiste interpretatie van het Boeddhistische beeld (zeg ik, would-be Boddhisatva).

Naast deze gekkigheid was er een kern van gedachten die ik sympathiek en wèl rationeel vind. Dood gaan is niet leuk. Medicalisering van dood gaan is geen lolletje. Op een andere manier naar dood gaan kijken, en daar misschien een geestelijk verlichtend middel bij gebruiken, dat is het overwegen waard. Dat heb ik genoteerd, op mijn leeftijd.


Hogere produktiviteit: deze keer wel, lijkt het

Door Michiel Buitelaar

Ik ging naar de sessie AI and productivity: a workplace lovestory? Door mijn hoofd speelde de uitspraak (1987) van de recent overleden Nobelprijswinnaar Robert Solow: “I see computers everywhere, just not in the productivity statistics”. Dat fenomeen, van al die personal computers die de produktiviteit niet (aantoonbaar) opstuwden, heeft jarenlang rondgezongen in wetenschappelijke kringen. Volgens mij is het nog steeds niet zo duidelijk; en evenmin voor mobiele devices. Wat merkwaardig en verontrustend is. Enfin, wat dan met AI?

Die vraag – voor generative AI – werd in deze sessie niet diepgaand, fact-based beantwoord, en zeker niet op wetenschappelijk niveau. Dat zou ook te veel gevraagd zijn. Maar: er werden wel indicaties gegeven, grotendeels anekdotisch, die ik min of meer overtuigend vond. Ik had die mening trouwens al voordat ik deze sessie bijwoonde dus wellicht heeft mijn confirmation bias me weer eens te grazen genomen. Alhoewel, de presentatie werd gegeven door mensen die ik niet zomaar vertrouw, en had een zeker consultancy gehalte. De sprekerds waren intelligente types van DeepMind, Google’s AI tak (zoek de personeelskosten daarvan eens op en sta, met mij, versteld?); en van QuantumBlack, de AI tak van McKinsey. McKinsey, dat is die consultant van Purdue, wiens opioids honderddenduizenden mensen het leven gekost hebben; van de vorige, criminele regering van Zuid-Afrika; en van het huidige, totalitaire Chinese bewind. Die lui hebben hun ziel verkocht, en leven op een dieet van geld en spreadsheets. Hun afdeling corporate ethics is op een langdurige sabbatical.

Het was op informeel niveau overtuigend, in dat ruime half uur, voor mij. Als grootste kanshebbers voor verbeterde produktiviteit door AI werden genoemd: software engineering en customer operations. Er was een slide met veel meer, al zou ik dat primair inschattingen van consultants noemen. Ik heb in mijn corporate jobs dat soort slides voorbij zien komen (voor duizenden Euro’s per pagina maar prettig vormgegeven) en die leden meestal aan uitbehandeld optimisme. Menigeen die ik gesproken heb, waarvan sommigen met enig verstand, beamen het positieve beeld, toch. Dat doen mijn eigen ervaringen ook, en het ziet er naar uit dat AI en de toepassing daarvan zich in een stroomversnelling bevindt: de eerste afgeleide is positief, de tweede denkelijk ook. Sterker nog, ik denk dat de ontwikkeling nog enigszins, relatief vertraagd wordt doordat mensen en bedrijven moeite hebben met het beklimmen van hun eigen leercurve, die langzamer gaat dan de onderliggende technologische mogelijkheden (eerste afgeleide positief, tweede nul of zelfs negatief?). Dit is een vermoeden.

De sprekerds toonden praktische voorbeelden, met wat cijfers, in de orde van tientallen procenten verbetering. Een intrigerend voorbeeld vond ik wat zij duidden als personalising outputs based on the user’s history. Zoals: een antwoord op een zoekvraag die al je mails van het afgelopen jaar mee in overweging neemt, in een seconde of minder. Dat doet wel wat, voor kwaliteit en (soms) produktiviteit. Er waren meer van dat soort gevallen. Ik denk dat we nu denkelijk wel gaan zien wat Solow niet zag, maar laten we zien wat de wetenschap er van gaat vinden. Laat de mensen en organisaties nu maar proberen en leren, wat volop gebeurt (in de USA wat meer dan in de EU denk ik). Dit congres zal de komende week nog veel meer voorbeelden tonen. Het ziet er zonnig uit.