Door Michiel Buitelaar
Dit stukje gaat over de sessie 'Facing death: psychedelics for end of life care', waarin twee enthousiast kruidenvrouwtjes kakelden – uit Vermont, niet toevallig, met een slapende hond op het podium. Het ging bijna helemaal over paddestoelen, en een klein beetje over de dood.
Psychedelica op basis van paddestoelen vormen een millennia oude transcendente traditie; die paddestoelen maken contact mogelijk met niet-menselijke intelligentie. Ze kunnen een mystieke ervaring triggeren, zonder welke je leven eigenlijk niet zinnig is. Timothy Leary – die van “turn on, tune in, drop out” – werd geciteerd. Het was een soort comeback van Klazien uit Zalk (wie kent die nog?) en haar zus. Ze klaagden, wel overtuigend, over door de farmaceutische industrie, gesteund door de FDA, gedomineerde gebruiken rondom sterven: “dying in an intensive care unit is terrible”.
Paddestoelen mythische krachten toeschrijven, “which nobody has been able to prove but they are overwhelmingly clear and defy modern science”, was een rode draad van het aandoenlijk magisch denken. Er zweefde middeleeuwse quatsch door de zaal, niet gehinderd door analytisch denken: hoopvol mushroom worshipping, op zich wel vermakelijk. Die typische nostalgie naar zogenaamd verdwenen kennis van heel vroeger – een populair en eeuwenoud thema, Plato had het er al over – doet het goed. Ik geloof er geen snars van. Er werd ook verwezen naar de Boeddhistische visie op sterven: typisch New Age denken, maar een verdraaide, onjuiste interpretatie van het Boeddhistische beeld (zeg ik, would-be Boddhisatva).
Naast deze gekkigheid was er een kern van gedachten die ik sympathiek en wèl rationeel vind. Dood gaan is niet leuk. Medicalisering van dood gaan is geen lolletje. Op een andere manier naar dood gaan kijken, en daar misschien een geestelijk verlichtend middel bij gebruiken, dat is het overwegen waard. Dat heb ik genoteerd, op mijn leeftijd.